Gijsbert Franco Baron von Derfelden van Hinderstein [1783-1857]
Tot enige jaren geleden hadden er weinig mensen die langs de witte boerderij aan het Boveneind van Benschop reden, weet van dat de baron die daar in het begin van de negentiende eeuw woonde, de cartografie als hobby beoefende.
Door het onderzoek naar de tuinen van de buitenplaats Snellenburg, kwam ik in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw met deze bijzondere man in aanraking. Dit leidde tot een historisch-cartografisch onderzoek in de jaren 2000-2006. Toen werd me duidelijk dat Von Derfelden in zijn tijd niet alleen van regionale betekenis is geweest voor de Lopikerwaard door de kaarten die hij van de Lek en zijn dijk tussen Vianen en Schoonhoven heeft vervaardigd, maar ook van nationale betekenis was door zijn “Algemeene Kaart van Nederlandsch Oost-Indië”.
Kaarten van de Rivier de Lek Benedendams… van 1821-1829
Voor het Hoogheemraadschap van de Lekdijk Benedendams en de IJsseldam vervaardigde Gijsbert Franco von Derfelden van Hinderstein in de tijd dat hij lid was van dat college (1817-1828) en een jaar later vijf kaarten van het Lekgedeelte tussen Vianen en Schoonhoven. Daarvan werd er één gedrukt, die uit 1824; de andere waren manuscriptkaarten. Het waren achtereenvolgens:
– Kaart van de Rivier De Leck Benedendams met desselfs dijken, uytterwaarden en Kribben, etc. Opgemeeten en geteekend door – (1821);
– Topografische Kaart van de benedenste Steenoven en desselfs omstreeken geleegen in t’ westen van de Middelwaard onder t’ land van Vianen alwaar de jaarlijksche meting volgens t’ Reglement uit 1682 door het Dijkscollegie der Lopikerwaard gedaan word, naar de metingen des dijkopzichter Van Tuyl in 1803 en 1823 getekend door – (1823);
– Kaart van de Rivier De Lek Benedendams met desselfs dyken, uiterwaarden, en kribben Volgens eigene metingen, in loco, geteekend door – (1823);
– Kaart van de Rivier de Lek Benedendams met desselfs dyken, uiterwaarden en kribben Volgens eigene metingen geteekend door – (Lithografisch gedrukte kaart,1824);
– Figurative Kaart van de Lekdijk Benedendams en IJsseldam ter illucidatie der nieuw aangelegde werken; [bijkaart:] Profilen of Doorsnijdingen van den dijk [anoniem, ongedateerd], [1829].
Korte karakterisering van de kaarten
De kaarten werden vervaardigd in de tijd dat het Hoogheemraadschap enerzijds te maken had met het feit dat de rivier ’s winters vaak dichtvroor, en dat vervolgens de zich opeenhopende ijsschotsen dijkbreuken veroorzaakten of dreigden te veroorzaken; anderzijds met de Waterstaat van de gecentraliseerde overheid die steeds meer invloed ging uitoefenen op de voorheen tamelijk zelfstandig opererende dijksbesturen. Binnen dat spanningsveld moet de cartografische bijdrage van Von Derfelden geplaatst worden.
Afhankelijk van de functies die deze kaarten hadden, verschilden ze in formaat (schalen van ca.1:475 tot ca.1:16 000) en inhoud. De kaart van 1824 werd in een oplage van 100 stuks in de lithografische techniek gedrukt. Exemplaren hiervan werden aan de koning, aan instanties en belangrijke personen gezonden om te demonstreren dat het Hoogheemraadschap een moderne, voor zijn taak toegeruste organisatie was. De manuscriptkaart van 1821 was voor intern gebruik bij het Hoogheemraadschap; die van 1823 was een eerdere versie van de gedrukte kaart; de kaart van 1829 was een visualisatie van de stand van de dijkverzwaring ten behoeve van de Gedeputeerde Staten van Utrecht.
Algemeene Kaart van Nederlandsch Oost-Indië (1842)
De Algemeene Kaart van Nederlandsch Oost-Indië (1842) vervaardigd door Gijsbert Franco von Derfelden van Hinderstein, is de eerste topografische kaart met de bestuurlijke indeling van de gehele Nederlands-Indische Archipel zoals dit eilandenrijk tussen de jaren 1820 en 1840 successievelijk onder Nederlands gezag werd gebracht.
Belang
De kaart voorzag in een behoefte in Indië en in het moederland, maar wegens de hoge prijs waren er slechts weinig kopers, zodat in 1850 door het Ministerie van Koloniën werd besloten de prijs van ƒ60 per set te verminderen tot ƒ8.
De kaart legde de witte plekken vast in de topografische informatie over dit gebied en was daardoor een prikkel om tot een meer verantwoorde wijze van systematische opnemingen te komen.
Project
Het project van de ‘Algemeene Kaart’ liep van 1827 tot 1847. In 1828 verzocht Gijsbert Franco von Derfelden van Hinderstein aan koning Willem I aan Zijne Majesteit een kaart te mogen opdragen die hij wilde tekenen van de “Oosterse bezittingen”. Met hulp van zijn vriend Van der Capellen, de oud-gouverneur-generaal van Nederlands Oost-Indië, en J.C. Baud, in 1828 ambtenaar aan het Ministerie van Koloniën die daartoe opdracht had gekregen van de koning, verzamelde hij zo veel mogelijk recente de gehele archipel dekkende informatie. Van Van der Capellen kreeg hij ca.160 kaarten in bruikleen en via het Ministerie ca.170. Via het netwerk van Van der Capellen kon hij bovendien nog eens over ca.30 manuscripten beschikken van allerlei opnemers in de Indische archipel. Bovendien maakte hij gebruik van Engelse en Franse gedrukte kaarten van de archipel, die hij in eigen bezit had. Van de aangeboden manuscriptkaarten vervaardigde hij zeer getrouwe kopieën of – al naar gelang de behoefte – extracten. Deze kopieën en extracten zijn in 1891 door Roland Bonaparte bij Frederik Muller en Co te Amsterdam gekocht, en worden thans bewaard in het Département des Cartes et Plans van de Bibliothèque Nationale de France te Parijs. Op de kopieën en extracten plaatste Von Derfelden aantekeningen die gezamenlijk een beeld geven van zijn werkwijze. Dit materiaal van zeer verschillende schaal en lengte-aanduidingen moest hij vervolgens op de gewenste schaal en lengte overbrengen.
Gaandeweg het project werden vanuit het ministerie van Koloniën aan de kaart andere eisen gesteld: van aanvankelijk een kaart met de afmetingen 76 x117 cm die het aardoppervlak afbeeldde van 10ºN.B. tot 12ºZ.B. en van 95º tot 134ºO.L., kwam men via een aantal tussenstappen tot de huidige afmeting van 160 x 240 cm met het kaartbeeld van 10ºN.B. tot 12ºZ.B. en van 95º tot 141ºO.L. De kaart bestaat uit acht bladen en een verzamelingsblad. De kaart werd voorzien van 26 voornamelijk hydrografische bijkaarten.
Von Derfelden heeft van 1827 tot 1837 zich met de realisering van het moedermanuscript beziggehouden; wegens voortgaande toezending van exacter geo-materiaal vanuit Indië was Von Derfelden in de jaren 1831-1837 voornamelijk bezig om zijn kaartbeeld aan te passen. In 1838-1839 werd een overtekening vervaardigd bij het Topografisch Bureau van het Departement van Oorlog , waarna in 1840-1843 de koperplaten werden gegraveerd en de bladen op kosten van de koloniale kas in 1000 exemplaren werden gedrukt.
In een Mémoir< analytique..., eveneens gedrukt in 1000 exemplaren heeft Von Derfelden zijn selectie uit het bijeengebrachte materiaal verantwoord.
In 1847 bood Von Derfelden het ministerie van Koloniën aan om de kaart te actualiseren. Op dit aanbod ging men niet in: de voorraad kaarten van de editie 1842 was nog te groot, en men wilde wachten tot er meer informatie voorhanden was om tot een gecorrigeerde versie te komen. Door de samenwerking van Pieter Baron Melvill van Carnbee, jr. en W.F. Versteeg aan de Algemeene Atlas van Nederlandsch Indië in de jaren 1852-1856, en door de voortzetting van de uitgave door Versteeg alleen in de jaren 1856-1862, werd van een dergelijke versie afgezien.
In 1849 bracht Von Derfelden een aantal kaarten van Melvill van Carnbee samen in de unieke “Atlas der Nederlandse Overzeesche Bezittingen”.
In 1858 werd de uit 2099 kavels bestaande bibliotheek van Von Derfelden geveild. Uit de daarvan bewaarde catalogus blijkt dat het hier ging om een specialistische verzameling van werken die de geografie en aanverwante onderwerpen betrof. Een aantal exemplaren uit Von Derfeldens Cartotheek is door Bodel Nijenhuis gekocht die in de UB te Leiden worden bewaard.
Ander werk
Voor vrienden en kennissen zette Von Derfelden zijn cartografisch specialisme in.
In 1826 tekende hij een kaart van de percelen die behoorden bij het ‘Huis te Vliet’ in het nabijgelegen Lopikerkapel op verzoek van de eigenaar Jonkheer Barchman Wuytiers. In een bewaard gebleven brief lichtte Von Derfelden toe hoe hij te werk was gegaan. 1
Zo tekende hij voor zijn vriend J. A. Boymans twee kaarten van de vluchtroute [vanuit Frankrijk via Zwitserland en Duitsland] bij diens desertie uit de Garde d’honneur van Napoleon waarin hij in 1812 verplicht werd dienst te nemen. De kaarten verschenen in het boek dat Boymans in 1823 publiceerde over de wederwaardigheden die hem waren overkomen tijdens de vlucht.
In 1836 gaf hij op verzoek van het Gemeentebestuur van IJsselstein in een brief aan wat het beste tracé zou zijn van een spoorlijn die vanuit Gouda naar Utrecht IJsselstein zou aandoen.
In 1839 kreeg Von Derfelden het verzoek het toezicht op zich te nemen bij de vervaardiging van de stadsplattegrond van Utrecht waarop als nieuw element de parkachtige aanleg van de singels door J. D. Zocher werd ingetekend.
Maar ook leverde hij bijdragen aan het tijdschrift van de Société de Géographie te Parijs, o.a. over de grens tussen Europa en Azië, en de wenselijkheid van een internationaal erkende 0-meridiaan ter vervanging van de eigen Franse, Engelse, Spaanse en Nederlandse 0-meridianen.
Literatuur
Derfelden van Hinderstein, G.F. von. 1841. Mémoire analytique, pour servir d’explication à la carte générale des possessions néerlandaises dans le grand archipel indien par le baron – : publié par les soins de G.A. Tindal. La Haye; Amsterdam: Gebr. van Cleef.
Broeders, P.W.A. 2007. Gijsbert Franco Baron Von Derfelden van Hinderstein (1783-1857); leven en werk van ‘eene ware specialiteit’ in kaart gebracht. Utrechtse Historisch-Cartografische Studies [Utrecht Studies in the History of Cartography], deel 5. Hes en De Graaf.
Broeders, P.W.A. 2009. Negentiende-eeuwse kaartkritiek; Von Derfeldens brief aan Vincendon-Dumoulin. Caert-thresoor; tijdschrift voor de geschiedenis van de cartografie, 28-2, 48-54.
Broeders, P.W.A. 2012. De manuscriptkaart van de Donaudelta uit 1771 in de Collectie Bodel Nijenhuis. Omslag; bulletin van de Universiteitsbibliotheek Leiden en het Scaliger Instituut, 5-6.
Broeders, P.W.A. 2012. De Atlas der Nederlandsche Overzeesche bezittingen in het Koninklijk instituut voor de Tropen. Caert-thresoor; tijdschrift voor de geschiedenis van de cartografie, 31-4, 123-129.
Broeders, P.W.A. 2016. De brief van VDVH met betrekking tot de spoorwegwensen van het IJsselsteinse stadsbestuur in:…als MANTELS om DE STAD…, 78-81.
- P.W.A. Broeders. 1992. Tuinen in de Lopikerwaard, p.136.[↩]