10. Pieter V Pieterszoon [1852-1936]; uitbreiding van de huiskavel
De derde ‘gerichte aankoop’ vond plaats in 1891. Toen kocht Pieter ten overstaan van Notaris Sannes te Hoorn van David Keetbaas, landman te Oosterleek, voor 3000 gulden enige percelen bouw-, hooi- en rietland, in totaal 2 ha. 21 a. 30 ca., te weten:
B 139 (riet- en bouwland, 7 a. 60 ca.)
B 147 (bouwland, 88 a. 60 ca.)
B 148 (riet- en hooiland, 17 a. 10 ca.)
B 149 (riet- en hooiland, 7 a. 70 ca.)
B 150 (bouwland, 53 a. 80 ca.)
B 446 (bouwland, 46 a. 50 ca.) 1
Perceel B 446 lag ten westen van B 147 en bestond uit de vroegere percelen B 140 (bouwland, 20 a. 80 ca.), B 146 (bouwland, 22 a. 70 ca.) en het ongeveer gehalveerde dwarsliggende perceel B 141 (bouwland, volledige maat: 6 a. 40 ca.). 2
Ook deze percelen blijken – gelet op het vermelde gebruik – ten opzichte van het grondwater hoger te hebben gelegen dan in 1824.
David Keetbaas 3 was in maart 1891 eigenaar geworden van deze gronden. 4
Hij had ze voor 3750 gulden 5 gekocht van zijn vader, Arien Keetbaas 6
Deze gronden waren op 13 februari 1878 in bezit gekomen van Arien Keetbaas via een akte van scheiding van de gemeenschap van goederen van hem en zijn overleden vrouw. De akte was opgemaakt door notaris Cornelis Hulst te Hoorn. 7
En wanneer je de eigendomslijn terug volgt, dan zie je het volgende:
In 1864 had deze Keetbaas de percelen B 130 t/m 150 voor 9.450 gulden gekocht van Jan Fransz. Galis met een hypotheek van 3.000 gulden. 8
Zes jaar eerder, op 20 december 1858 werd in de herberg “De Nieuwe Aanleg” te Oosterleek door notaris Cornelis Hulst uit Oosterblokker een akte opgemaakt om tot openbare verkoop over te gaan van de percelen B 130 t/m 150 uit de nalatenschap van de een maand eerder overleden Aaltje Meijssen, de huisvrouw van Pieter Roos met wie zij in gemeenschap van goederen was getrouwd. 9
De hier genoemde percelen werden voor 7.035 gulden verkocht aan Jan Galis Franszoon. 10
Het was Pieter Janszoon Roos uit Blokker die bijna acht jaar eerder, op 21 januari 1851 bij een publieke veiling in herberg “De Nieuwe Aanleg” te Oosterleek de onroerende goederen van zijn vader Jan Roos [overleden in 1850] gekocht had..
De meeste van de percelen in de hierboven vermelde akte waren in 1824 eigendom van Jan Roos; van de percelen B 139, 140 en 148 11 was Dirk Heuvel in genoemd jaar eigenaar. Deze percelen zijn op enig moment tussen 1824 en 1850 door Jan Roos van Dirk Heuvel gekocht.
11. Groente- annex fruitbedrijf
Wanneer precies op O21 besloten is tot een transitie van land- naar tuinbouw, is niet bekend, maar vanaf 1884 zullen door Pieter V met dat doel de percelen zijn aangekocht, en werd er waarschijnlijk tot ± 1910 op een gedeelte van de percelen vollegrondsteelt toegepast. Bij het besluit om het bedrijf te transformeren zal hebben meegespeeld dat er ruimere afzetmogelijkheden kwamen door de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Hoorn die in 1884 in gebruik werd genomen.
Op de topografische kaarten van 1879 tot 1955 [afb.19, 31 en 32] is te zien dat het grondgebruik bij O21 in die periode is veranderd. Nadat er op de oudere kaarten nog sprake was van bouw- en weiland 12, kwamen er op de kaart van 1933 kassen voor, waarna deze op latere kaarten weer verdwenen en het aantal boomgaardsymbooltjes werd uitgebreid.
Mogelijk heeft Pieter V zich aanvankelijk naast veeteelt beziggehouden met zadenteelt zoals die volgens de akte van scheiding en deling van 1870 ook door Pieter IV elders in Oosterleek werd beoefend [Zie hoofdstuk 7].
Hazelnotenteelt.
Mogelijk heeft Pieter V rond 1900 ook hazelnoten geteeld. Dat was rond die tijd een lucratieve teelt, waarvoor tot 40 gulden per 100 kilo werd betaald. 13 Vanaf 1912 daalde de vraag en werd de prijs meer dan gehalveerd tot 5 à 10 cent per pond. Daarom werden er in Westfriesland jaarlijks honderden hazelaars gekapt 14 om plaats te maken voor andere teelt. Aan de slootkanten van fruittuinen liet men nog enkele van deze bomen staan. 15
Dit zou de verklaring kunnen zijn voor de aanwezigheid van hazelaars aan een slootrand op twee verschillende plaatsen in de boomgaard van O21.
Omdat hazelaars zich probleemloos laten insnoeien, zou het bovenstaande kunnen betekenen dat de wortelgestellen van de op O21 aanwezige exemplaren teruggaan tot het begin van de twintigste eeuw, ook al kon Wouter jr. zich niet herinneren dat er in de jaren ’50-’66 van de vorige eeuw hazelaars in de boomgaard voorkwamen.
Wouter sr. [1890-1970] stapte rond 1905 in het bedrijf. Samen met zijn vader leverde Wouter volgens een bericht in het Algemeen Handelsblad in 1907 in Hoorn produkten af voor de vóórkeuring van de grote fruittentoonstelling in Den Haag.16 Jammer genoeg werd in het krantenbericht niet vermeld wat voor fruit de Roosen hadden aangeleverd.
Aan het begin van de twintigste eeuw teelde Pieter V mogelijk kleinfruit zoals dat ook in De Bangert werd gedaan. Daar kende men het verschijnsel van de aalbessentuin. 17 Meestal werden daar kleinfruitstruiken gepoot in het systeem van wijkers en blijvers. Dit hield in dat tussen jonge nog geen of weinig vruchten dragende hoogstambomen struiken kleinfruit werden gepoot; wanneer de bomen voldoende fruit leverden, werden de struiken gerooid. Wouter jr. vertelde dat er direct achter de schuur in de jaren ’50 nog een aalbessenveldje lag.
Rond 1910 lag er op O21 alleen maar een kleine boomgaard achter de schuur, die tevens diende als weitje [B 158], en een iets grotere vóór het huis [B 319] 18; het systeem van blijvers en wijkers werd voornamelijk toegepast bij grotere boomgaarden.
Kassenteelt; perceel B 150 hernummerd tot B 476
In 1910 begon Pieter V met een broeikas op perceel B 150. 19 Die voldeed kennelijk aan de verwachtingen, want vermoedelijk werd in 1912 op dat perceel een tweede platte bak in gebruik genomen.
Dat is af te leiden uit het feit dat de omschrijving van dat perceel bij de verkoop aan zoon Wouter in 1919, als volgt luidt: “kassen en bouwland”. Het perceel werd in 1912 omgenummerd tot B 476.
In 1919 deed Wouter mee aan een trend die na de eerst wereldoorlog opkwam, niet alleen in West-Friesland, maar bijvoorbeeld ook in het Westland; ook in de dorpen in de omgeving van Oosterleek werden in de jaren ’20 nogal wat vergunningen voor de bouw van druivenkassen verleend. In genoemd jaar werd bij het Kadaster een kas geregistreerd op perceel B485. [Zie afb.27.a..]
Op de plaats waar deze kas heeft gestaan, bevinden zich nu de resterende ondermuren; ze omsluiten de moestuin, bessentuin en compostbakken. Rond de moestuin is in 2018 een haagbeukheg geplant.
Door de uitsparingen in de ondermuur aan de beide korte zijden, is duidelijk dat daar de ingangen van de kas hebben gelegen. [Zie voor deze ommuring de plattegrond van afb.3 in De bodem in en rond Oosterleek en de Bijlage 9.]
In 1926 deed Wouter de aanvrage voor een bouwvergunning begeleid door een tekening gemaakt door aannemer Smak.
De afmetingen van de kas staan daarop aangegeven: [52 x 8 M.]. Deze stemmen overeen met de afmetingen van de nog bestaande ondermuren van de “druivenkas” [Zie Bijlage 9].
Ook het feit dat op de tekening de kas op het perceel achter het bestaand woonhuis en langs een sloot gesitueerd is, wijzen in de richting van de druivenkaslokatie. Alleen de afstand van de te bouwen kas tot het woonhuis klopt niet. Daarvoor geldt niet dat deze op schaal getekend is. Maar dat kan worden toegeschreven aan het feit dat het hier een schetstekening betreft.
Maar ook het perceelnummer op de bouwvergunning klopt niet. Daar staat B 476, wat onjuist is; dat moet B 485 zijn.
Deze perceelnummerfout kan worden toegeschreven aan de wijzigingen in de kadastrale situatie ter plekke in de jaren aan het begin van WO I. Toen werd een aantal eigendommen van Pieter V door wijzigingen in de situatie hernummerd. De percelen B 317 en 318 [Zie hoofdstuk 9.] veranderden een paar jaar eerder van eigenaar, het weiland voor het huis was een boomgaard geworden, en de woning werd gesloopt en herbouwd: al de betreffende percelen werden in 1914 [dienstjaar 1915] samen met het weitje achter het huis verenigd tot B 465. Een jaar later, na de herbouw van het huis [voorheen B 157], werd dit samen met de percelen B 158, B 159 en B 160 hernummerd tot B 485.
Het is dus geen wonder dat men op het Gemeentehuis in Wijdenes niet het juiste nummer heeft vermeld, maar dat van het naastliggende perceel.
In 1928 kreeg Wouter sr. een vergunning voor de bouw van een warenhuis van 10,40 x 54 m. 20 [Op de aanvrage voor de bouwvergunning van deze kas staat in potlood aangegeven dat de kas bestemd was voor het perceel B 476]. Volgens Wouter jr. ging het hier om een perzikenkas. Zie Bijlage 9 voor de plaats waar het warenhuis heeft gestaan.
In het kadastrale register van eigenaren staat in de lijst van goederen van Wouter Roos dat op perceel B476 kas en warenhuis in 1957 zijn gesloopt.
Hoe de beurskrach van 1929 op het bedrijf van Wouter van invloed is geweest, is (nog) niet bekend maar veel kassenbedrijven in West-Friesland legden in de daaropvolgende jaren het loodje.
In de dertiger jaren stonden er drie vaste kassen op het terrein van O21. Volgens tellingen in verband met het grondgebruik kende O21 in 1930 2 ha boomgaard, 1650 m2 onverwarmd glas en 100 stuks eenruiters voor platte bakken. 21
De oppervlakte onverwarmd glas van 1650 m2 had betrekking op de oppervlakte van de kassen waarvan de muurtjes nog bestaan, plus het warenhuis. De 120 m2 platte bakken met eenruitsramen 22 moet in verband gebracht worden met de ondermuurtjes van 30×4 meter op perceel B 476. [Zie voor de plaats van de kas op B 476 de plattegrond op afb.3 in De bodem van Oosterleek,]
Volgens Wouter jr. was de in 1957 gesloopte perzikenkas een mobiel warenhuis, opgebouwd op betonpoeren.
Op de kaart van 1933 [afb.30] is al een gedeelte van de grond als boomgaard ingevuld. In de jaren daarna werden kennelijk meer vruchtbomen aangeplant. Uit de kadastrale gegevens is niet exact op te maken hoe het proces van aanplant is verlopen. Het kadaster was voornamelijk geïnteresseerd in [wijzigingen in] de verhouding “ongebouwd”- “gebouwd” [de kolommen 13 en 14 in de Legger van Eigenaren].
In WO II zal het bedrijf te lijden hebben gehad van een krappe markt; verwarmingsproblemen zullen er niet geweest zijn omdat gewerkt werd met koude kassen.
In de jaren vijftig bevond zich nog één kas op het terrein, en op de plaatsen waar de andere kassen hadden gestaan, werden bomen gepoot.
Op de kaart van 1962 was ook de laatste kas verdwenen.
Transport binnen het bedrijf
Het transport van de producten naar een verzamelpunt aan de weg gebeurde in de beginfase per schuit via de vaarsloten.
In de jaren dat de boomgaard professioneel in gebruik was, liep er een spoor langs de oostzijde van de boerderij naar de weg. De kisten fruit werden per schuit aangevoerd, en overgeladen op de lorrie om daarop naar voren gebracht te worden. [Zie Bijlage 9 en afb.51 in Van Boerenschuur naar fruitschuur.]
Een oude Oosterleker vertelde dat voor het onderhoud de schuiten ieder jaar geteerd werden. Eigenaren van zulke vervoermiddelen in de buurt van het fruitbedrijf boomden hun vaartuigjes via de dijkgracht en de scheisloot aan de oostkant van O21 naar de voortuin waar deze op de helling werden getrokken, waarna de onderkant van een nieuwe teerlaag werd voorzien.
Volgens Wouter jr. klopt dit verhaal niet. Dat had – volgens hem oma Trien beslist nooit toegestaan. 23
Maar het is mogelijk dat het voor of in de oorlog gebeurde, en dan kan Wouter jr. [die geboren werd in 1945] het niet gezien hebben.
Afzet
Over de afzet van de producten die op O21 werden geteeld, is maar weinig aan feitelijkheden te melden. Daarom is hier geprobeerd een beeld te schetsen van de ontwikkelingen in deze bedrijfstak in West-Friesland in de jaren dat Pieter V en zijn zoon daarin werkzaam waren.
Mogelijk heeft Pieter V zich aangesloten bij een verzendvereniging. In Enkhuizen was er een opgericht in 1882 en in Wijdenes in 1889.
Namens de aangesloten groente- en fruittelers contracteerden zulke verenigingen handelaren in de steden om tegen een commissieloon voor de afzet van de producten te zorgen.
In 1892 werd in Bovenkarspel de veiling “De Tuinbouw” opgericht, met transportfaciliteiten vanuit Broekerhaven. Voorwaarde om lid te worden was dat men zich verplichtte alleen bij deze organisatie zijn groente en fruit ter veiling aan te bieden. Maar o.a. de leden in het zuidoostelijk gedeelte van West-Friesland onttrokken zich nogal eens aan de veilplicht als hun dat beter uitkwam. De veilplicht was later ook punt van discussie in Wijdenes en Blokker.
In Wijdenes werd in 1915 de veiling ‘Tuindersbelang” opgericht.
Maar het is ook mogelijk dat Pieter en Wouter hun fruit in Hem ter veiling hebben gebracht. De producten zullen in dat geval door vrachtrijder Jan Steen naar de veiling “De Zuider Kogge” vervoerd zijn. 24 Vanuit Hem en Wijdenes werden vanaf 1913 de tuinbouwprodukten per tram naar Hoorn vervoerd om vandaaruit per trein getransporteerd te worden naar de Hollandse steden. 25 Op de vergadering van 23 december 1938 werd besloten tot liquidatie van de Wijdenesser veiling over te gaan. Een aantal telers ging over naar de veiling “De Zuiderkogge” te Hem, maar andere zagen meer heil in de veiling “Op hoop van zegen ” te Blokker.
In de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw werd het fruit van O21 volgens Wouter jr. door Maarten Steen vervoerd naar de veiling “Bangert & Omstreken” te Zwaag. Maar dat moet eerder ook al zijn gebeurd; want in de jaren 1941 en 1942 was Wouter sr. een van de leden van het Algemeen bestuur. 26
Ga nu door naar Van boerenschuur naar fruitschuur
Noten- Noord-Hollands Archief, Hypotheekkantoor Hoorn. Toegang 83.2 deel 11086(575), akte 71. Akte d.d. 30 september 1893 ten overstaan van notaris H.W.J. Sannes te Hoorn.[↩]
- In de akte van transport [zie noot 139] werd de afmeting omschreven als: “een gedeelte naar gis groot drie aren zijnde de oostelijke helft van het perceel aldaar Sectie B nommer 141”.[↩]
- David Keetbaas werd geboren op 18 maart 1866 te Oosterleek; trouwde op 3 mei 1891 met Lubregt Houtkooper en verhuisde op 13 mei daaropvolgend naar Venhuizen maar keerde op 16 mei van dat jaar terug in Oosterleek waar hij zich vestigde op nr.20. Op 4 januari 1894 verhuisde hij naar Den Haag. [Gemeente Wijdenes-Oosterleek. Bevolkingsregister 1861-1900, bladen 3 en 48]. In 1917 woonden Keetbaas en zijn vrouw in Schellinkhout waar hij in 1941 is overleden en waar zij beiden werden begraven. [Geschiedenishttp://www.geschiedenisschellinkhout.nl/1966_1970/1966/1966.html] en gegevens van de Algemene begraafplaats van Schellinkhout.[↩]
- West-Fries Archief. Notaris Claas Boldingh te Hoorn. Akte van transport op 21 maart 1891.- Op diezelfde dag leende Arien Keetbaas 3600 gulden bij de ‘Arnhemsche Hypotheekbank voor Nederland’. Als onderpand golden de percelen Oosterleek Sectie B 130 t/m 138, in 1824 alle eigendom van Jan Roos, de “opziender”, die in 1851 verkocht werden door de erven Roos. In dit rijtje ontbraken 133 en 134, maar die waren omgenummerd naar 372 en 373 en hadden dezelfde omschrijving, resp. boomgaard en huis met erf.[↩]
- Notaris Claas Boldingh te Hoorn 21 maart 1891. Nieuw-notarieel Archief. West-Fries Archief.[↩]
- Geboren 6 juli 1842 te Hoogkarspel, kwam hij op 13 mei 1865 vanuit Zwaag. [Gemeente Wijdenes Oosterleek. Bevolkingsregister 1861-1900 blad 3].[↩]
- Noord-Hollands Archief. Hypotheekkantoor Hoorn, deel 10934 (423), akte van scheiding 134 d.d. 13 februari 1878.[↩]
- Transportakte ten overstaan van notaris Cornelis Hulst te Hoorn, d.d. 31 december 1864. Noord-Hollands Archief. Hypotheekkantoor Hoorn deel 10735 (224), akte 101.[↩]
- Pieter Roos, ged. 17 juli 1791 te Oosterleek, overleden 30 nov 1872 te Wijdenes; landbouwer te Wester-blokker; gehuwd 21 jan 1816 te Schellinkhout met Aaltje Meijssen, geb. 5 juni 1794 te Oosterblokker, overleden 27 dec.1857 te Wijdenes; zoon van Jan Roos, de dijkopzichter. [1766-1850] [naar: https://www.arieleeuwrik.nl][↩]
- Galis werd geboren te Zwaag 6 oktober 1831, vestigde zich op 2 maart 1859 te Oosterleek op nr.3 [Zie voor de locatie: Bijlage 7] en verhuisde 13 mei 1865 naar Venhuizen. [Gemeente Wijdenes-Oosterleek. Bevolkingsregister 1861-1900 blad 3].[↩]
- De percelen B 140 en 148 staan in de O.A.T. [1824] omschreven als “riet”. Bij perceel 148 werd in de Suppletoire Aanwijzende Tafel genoteerd dat dit perceel werd overgeschreven naar nr. 23 in de lijst van eigenaren.[↩]
- Dat was ook nog het geval op de topografische kaarten van 1912 en 1924.[↩]
- “Nieuws van de dag” 3-10-1887. Veiling Hoorn.[↩]
- In “Het nieuws van den dag, kleine courant” stond op 6 sept. 1913 het volgende bericht: “Bangert (nabij Hoorn). – De oogst der hazelnoten valt alhier tegen, hoewel de prijzen hooger zijn dan verleden jaar. Wijl de cultuur niet loonend is, zullen heel wat hazelaars worden weggerooid. Met de pruimenteelt is de winst veel hooger en werden flinke prijzen gemaakt, zoo bijv. 5 à 7 cent per stuk, Reine Claude’s 35 ct, per pond.” [↩]
- Hoogland, 2011, 110.[↩]
- Algemeen Handelsblad,13 september 1907.[↩]
- Hoogland, 2011, 110.[↩]
- Zie voor B 319 Hfdst.9.[↩]
- Zie afb.15.[↩]
- Gemeente Wijdenes Oosterleek. Bouwvergunningen. Toegang 1223 inv.nr.829; bestemd voor de locatie kadastraal nr. B 476. Aannener Jb eSmak. West-Fries Archief.[↩]
- De gebruikelijke maat van de eenruitsramen was 150 x 80 cm.[↩]
- De gebruikelijke maat van de eenruitsramen was 150 x 80 cm.[↩]
- Wouter jr. gaf aanvullende informatie bij het transport via de vaarsloten: “In mijn tijd was er een houten schuit, meer een houten bak met een rechte voor- en achterzijde. Zulke schuiten werden ook wel gebruikt voor het uitbaggeren van de sloten. In de zomer stonden er vaten met gif in, voor het bespuiten van de gewassen, In een andere schuit [van staal] stond dan tijdelijk de sproeimachine.[↩]
- Visser 1991 [2012], 67.[↩]
- In 1884 in gebruik genomen en de aftakking naar Enkhuizen in 1885.[↩]
- Toegang 0700 Veilingvereniging “Bangert en Omstreken”, Zwaag, 1910-1982, inv.nr 23. Naamlijst van de leden van de financiële commissie over de periode 1916-1963. West-Fries Archief.[↩]