9. Pieter V Pieterszoon [1852-1936]; de percelen langs de weg
B 317, 318 en 319
De tweede ‘gerichte aankoop’ van Pieter V vond ruim een maand na de eerste plaats, op 15 maart 1884. Hij kocht toen in het Nederlandsch Koffyhuis te Hoorn voor 75 gulden van zijn schoonvader een perceel weiland, groot 3 aren 15 ca. 1
Dit perceel, B 319, was een van de percelen aan de weg, die op de Kadastrale kaart van 1824 met de nummers 152 t/m 156 worden aangeduid. [Zie afb.21].
Met behulp van de Suppletoire Aanwijzende Tafel 2 kun je in grote lijnen achterhalen welke transacties tot wijziging van de perceelnummers hebben geleid.
In 1824 was de situatie als volgt:
152 (boomgaard, 6 a. 70 ca.); eigenaar: Hermen Bakker
153 (weiland, 3 a. 30 ca.); eigenaar: Gemeente
154 (landbouwschuur, 12 ca.); eigenaar: Hermen Bakker
155 (landbouwschuur, 12 ca.); eigenaar: Heertje Haas
156 (weiland, 6 a. 70 ca.); eigenaar: de Gemeente.
In 1835 of ’36 werden de percelen B 154, 155 en 156 samengevoegd onder nr.B 275. Dagloner Dirk Leeuwrik 3 was eigenaar van de opstal die mogelijk uit de twee schuurtjes van 1824, mogelijk uit een ander bouwwerk bestond, en de gemeente was eigenaar van de grond.
In 1860 werd perceel B 275 gesplitst in B 318, 319 en 320. 4 Op perceel B 318 stond in dat jaar een huis [afb.23] zoals verderop zal blijken.
Op 4 december 1860 verkocht de Gemeente Wijdenes-Oosterleek een gedeelte van de brede berm langs de dorpsweg van Oosterleek 5 en splitste deze op in drie percelen.6 In perceel B 318 was Pieter IV geïnteresseerd vanwege het op dat perceel gebouwde huis [zie hierover verderop in dit hoofdstuk]; voor perceel B 319 had Wouter Molenaar belangstelling omdat het voor O21 lag; en B 320 werd verkocht aan landman Henricus Haas die schuin tegenover dit perceel woonde 7; perceel B 320 lag vóór de boerderij [perceel B 166 zie afb.21] waar Heertje Haas, de vader van Henricus, had gewoond.
[Zie voor perceel B 317 onder het hoofdje “B 317 en 318” in dit hoofdstuk.]
B 319
Perceel B 156 [zie afb.21] werd door de transportakte van 1860 gesplitst in B 319 en B 320 8 [zie afb.23]; B 319 ging later de voortuin vormen van O21.
Omdat dit perceel sinds 1860 in handen was van zijn schoonvader en de achterliggende percelen B 157 t/m 162 tussen 1843 en 1884 diens eigendom waren geweest, kon Pieter V met hem snel tot een akkoord komen.
Zo kreeg de grond uit de eerste aankoop rechtstreeks een verbinding met de openbare weg en voorkwam Pieter V dat anderen door koop aan het perceel een door hem niet gewenste bestemming zouden geven.
De omschrijving “weiland” in de Suppletoire Aanwijzende Tafel werd
in de jaren ’90 van de negentiende eeuw doorgehaald en vervangen door “boomgaard”. 9 Dit betekent dat er in ieder geval sinds het einde van de negentiende eeuw fruitbomen in de voortuin hebben gestaan.
B 317 en 318
Op enig moment tussen 1860 [of misschien al: 1836] en 1871 had Marijtje Bruijn [of haar man Dirk Leeuwrik] een huis laten bouwen [ongeveer] op de plaats van de landbouwschuurtjes [zie voor dat huis afb.23]. Om de erflating te regelen besloten Pieter IV en Marijtje naar de notaris te gaan. Op 30 december 1871 legateerde Pieter aan zijn vrouw de percelen B 317 en 318, onder de voorwaarde dat zij binnen drie maanden na zijn overlijden vijftig gulden in zijn nalatenschap zou inbrengen. 10 Op dezelfde dag legateerde Marijtje het huis op perceel B 318 aan haar man. Zij stelde als voorwaarde dat hij binnen drie maanden na haar dood vierhonderd gulden in haar nalatenschap zou inbrengen. 11
Op 11 februari 1882 verkocht Pieter IV de percelen B 317 en 318 voor 500 gulden aan zijn stiefzoon Klaas Leeuwrik die landbouwer was. 12 Daarmee kwamen de akten van legatering van Pieter IV en Marijtje uit 1871 te vervallen.
Tien jaar later, op 9 april 1892 kocht 13 Pieter V beide percelen van zijn stiefbroer Klaas 14. Aanleiding daarvoor was het overlijden van hun moeder, ongeveer zes weken eerder, op 23 januari 1892. Marijtje en Pieter IV hadden tot die datum op nr. 20 gewoond, het huis op B 318. 15 Op 18 april, negen dagen nadat Pieter V huis en grond had gekocht, ging Pieter IV inwonen bij zijn zoon en diens vrouw Grietje; op die datum werd althans met hen overeengekomen dat Pieter IV kostgeld zou gaan betalen. 16
Voor Pieter V was er geen noodzaak om B 317 en 318 te kopen, gelet op de omstandigheid dat hij een uitrit had via het recht van overpad. Hij kocht huis en grond voor ƒ 410. In de koopakte werd het recht van overpad gehandhaafd, maar ook voor de achterliggende percelen, die het recht van ‘reed en dreef’ over deze percelen hielden.
Het huis werd al snel weer bewoond. David Keetbaas en zijn vrouw kwamen er op 16 mei 1892 wonen en verhuisden op 4 januari 1894 naar Den Haag; vanaf 11 mei 1894 woonde er neef Pieter Gerritszoon Roos die daar toen al meteen begonnen zal zijn met zijn winkelnering. 17
Dat er een relatie heeft bestaan tussen het beschikbaar stellen van B 317 en 318 aan David Keetbaas en de ‘derde gerichte’ aankoop in 1893 is overduidelijk. [Zie voor de wederwaardigheden van Keetbaas voetnoot 142.]
Op 8 april 1905 stootte Pieter V de percelen B 317 en 318 af door ze aan neef Pieter te verkopen. 18 Er moest zoals voorheen een recht van overpad gevestigd worden, en op dat moment was een aanpassing van die erfdienstbaarheid noodzakelijk in verband met de in 1893 verworven percelen B 147, 148, 149, 150 en 446. Tot in de jaren ’80 van de vorige eeuw bleef daar de bedrijfsuitrit van O21. [Zie afb.4.]
Over de verwerving van deze percelen van David Keetbaas gaat het volgende hoofdstuk.
Ga nu naar Uitbreidingen en Bedrijfstransitie (2)
Noten- Noord-Hollands Archief, Hypotheekkantoor Hoorn. Toegang 83.2 deel 11000(489), akte 122. [Dit ten overstaan van nota.is J.Th. Pool te Grootebroek].[↩]
- Suppletoire Aanwijzende Tafel, Gemeente Wijdenes-Oosterleek. Toegang 1223 inv.nr.531. West-Fries Archief.[↩]
- Dirk Leeuwrik [1802-1842] was vanaf 1832 tot zijn dood getrouwd met Marijtje Bruin.[↩]
- Het perceel Sectie B 153 in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van 1824 werd in 1843 in de Suppletoire Aanwijzende Tafel hernummerd tot B 281, waarbij werd aangetekend dat de Gemeente eigenaar was van de grond en Elle Hendrikszoon Roos van de opstal. In 1860 werd het perceel 281 gesplitst en de nieuwe percelen kregen de nummers 316 en 317. [Er moet dus op perceel 153 na 1824 nog een opstal [in 1860 B 316] geplaatst zijn.][↩]
- Noord-Hollands Archief. Hypotheekkantoor Hoorn, toegang 83.2 deel 10758 (247), akte 55. Onderhandse akte van verkoop van gronden door het college van B&W van de gemeente Wijdenes en Oosterleek, d.d. 4 december 1860.[↩]
- Zie hoofdstuk 18 en de afbeeldingen 69, 70 en 71 waaruit duidelijk wordt dat deze percelen vroeger deel uitmaakten van de openbare weg. [↩]
- Volgens het Bevolkingsregister Wijdenes-Oosterleek [1861-1900][↩]
- B 319: weiland, groot 3 roeden 15 ellen; B 320: weiland, groot 3 roeden 45 ellen. B 156 in O.A.T [1824]: 6 are, 70 ca. [10 ca. verdwenen?, P.B.][↩]
- In het lemma “Roos Pieter” in de Lijst van eigenaren behorend bij de OAT; gelet op de perceelnummers en opmerkingen absoluut zeker Pieter V Pieterszoon, maar in potlood werd aan de naam foutief toegevoegd: “Hz”. Gemeente Wijdenes-Oosterleek. Toegang 1223 inv.nr.531. West-Fries Archief.[↩]
- Akte van 30 december 1871 gepasseerd ten overstaan van notaris Cornelis Hulst te Hoorn.[↩]
- Waarschijnlijk zal voor deze vormen van legatering gekozen zijn omdat ze voor het erfrecht drie soorten kinderen hadden: uit elks eerdere en uit hun beider huwelijk.[↩]
- Transportakte van perceel B 317 en 318, d.d.11 februari 1882 door Pieter IV (Hendrikszoon) ten overstaan van notaris Claas Boldingh te Hoorn.[↩]
- Noord-Hollands Archief, Hypotheekkantoor Hoorn, toegang 83.2 deel 11074(563), akte 5.[↩]
- geboren te Oosterleek 1838 – overleden te Oosterleek 1919. [https://www.arieleeuwrik.nl/Genealogie/leeuw2/index.htm][↩]
- Mogelijk heeft Marijtje ook hier nog haar beroep van winkelierster uitgeoefend.[↩]
- In het Bevolkingsregister van Wijdenes-Oosterleek [1861-1900 inv.nr.5 blad 21 [fiche 17]. West-Fries Archief] staat als datum van inschrijving van Pieter IV op nr. 21: 24 juli 1894; de datum van de overeenkomst betreffende het kostgeld die te vinden is in de Memorie van Successie betrouwbaarder en logischer [Memories van Successie vanaf 1818. Toegang 178, inv.nr.2013, moederfilm nr. 321, blad 1009. Noord-Hollands Archief.] – In de Memorie van Successie onder het hoofdje ‘schulden en lasten’ waarmee de nalatenschap van Pieter IV was bezwaard, wordt melding gemaakt van een schuld van 45 gulden aan kostgeld over 1901 tot aan zijn overlijden.[↩]
- In het bevolkingsregister Wijdenes-Oosterleek [1861-1900] staat Pieter Gerritszoon Roos vermeld als winkelier; hij woonde eerder in Opmeer. – Tot 1988 bleef in dit pand een kruidenierswinkel gevestigd; toen verbouwde buurman Co Sierkstra het winkelpand tot woonhuis. [Zie voor een foto van de Vivo-winkel Beeldbank Suyder Cogge 08138 afb.80 en de tekst in het bijbehorende onderschrift.][↩]
- Noord-Hollands Archief, Hypotheekkantoor Hoorn, toegang 83.2 deel 11195 (684) akte 6. Notaris H.W.J. Sannes te Hoorn, d.d. 8 april 1905.[↩]