Verweerschrift

Verdediging van het voorstel om in IJsselstein de Kasteeltuin opnieuw aan te leggen. 
[pleidooi door mij uitgesproken tijdens de vergadering van de Raadscommissie Ruimtelijke Ordening en Welzijn op woensdag 21 januari 1998.] 

Geachte Voorzitter, leden van de commissie,
Op 3 juli 1995 – ik haal deze gegevens op uit mijn ‘Continuing story van de kasteeltuin’ – hield de RPF een openbare fractievergadering op de kamer van de wethouder. Om 20.30 u. was ik op het stadskantoor. Gedurende anderhalf uur kreeg ik de gelegenheid mijn ideeën over de kasteeltuin door middel van situatietekeningen uit te dragen en op vragen en opmerkingen van de kant van Wethouder Schouten en zijn twee secondanten in te gaan. We kwamen heel dicht bij elkaar in opvattingen over de inrichting van het gebied binnen de ‘rechthoek’ van de wegen en de gracht. De wethouder deed het voorstel een onderzoek te laten verrichten m.b.t. het hele gebied inclusief het Kronenburgplantsoen en de parkeerplaats aan de Hofstraat. We waren het erover eens dat er niet zomaar een plannetje ontwikkeld moest worden voor de locatie waar de schooltjes zijn afgebroken. Vanuit dat onderzoek moest de Gemeente tot een beleidsvisie komen, en zouden gedeelten gefaseerd worden aangepakt. In de volgorde van invulling verschilden we alsnog van mening; de wethouder stelde voor eerst te gaan werken aan de realisering van de tuinplannen uit 1785 op de plaats waar nu nog Isselwaerde ligt. Ik vond het wel wat erg gewaagd, maar met zo’n enthousiaste bestuurder moet daar uit te komen zijn; alleen de woningen langs de Kasteellaan die men van de zijde van het College wilde bouwen, konden in mijn ogen geen genade vinden, omdat daardoor de ruimtelijke werking van het gebied duidelijk beperkt wordt. […] Ook ried hij me aan instanties op provinciaal en/of landelijk niveau in te schakelen om meer druk op de ketel te krijgen. Toen ik wegging had ik een heel positief gevoel. De plaatselijke RPF had uiteindelijk ook het meeste groen in zijn verkiezings-programma van 1994.
Intussen is er heel wat gebeurd.
Allerlei landelijke en provinciale instanties hebben hun reactie gegeven. De wethouder is honderdtachtig graden gedraaid. En we staan nu voor een ontwerp van een bebouwing door architekt Martin Min.
Min heeft gevoel voor humor en hij heeft moed. Ik heb hem drie avonden meegemaakt. Zijn inspiratiebronnen zijn literair en historisch van karakter en zijn ideeën heeft hij in eigen postmoderne architecturale vormen gegoten. Daarover enige opmerkingen: Aan het type halsgevels dat hij aan de zijde van het binnenplein heeft gecreëerd is te zien dat hij zijn nek heeft durven uitsteken. Twee etages hoger dan de dubbele woonlaag daaronder. Voorzitter, ik zou uw commissie willen uitnodigen eens naar de Herman de Manlaan te gaan om te zien wat het effect zal zijn. Daar is één etage op een dubbele laag gezet. De heer Min wilde een suggestie van kantelen. Tegelijk gaf hij het woord ‘kantelen’ speels een andere beklemtoning: in zijn opponenten riep hij een suggestie op van kantelen. En bij het ontwerpen van de hoekpartij kan hij gedacht hebben: “Val nu allemaal om!” Komend vanuit de stad zal iemand die er niet op verdacht is, bij het naderen van het stoplicht de schrik van zijn leven krijgen door de vervaarlijk overhellende gevel.
En als een echte toreador die Min is, weet hij prikjes uit te delen aan de logge stier IJsselstein. Dat doet hij ook door op het binnenplein een geometrische Franse tuin in te tekenen en die dan van het epitheton “Engelse tuinen” te voorzien. Op de waterpartij die daarentegen wel in de Engelse landschapsstijl past, kom ik direct nog terug.
Ik moet onwillekeurig denken aan een uitspraak van de bekende Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright die hij in 1953 deed en waarin hij wees op de betrekkelijke onomkeerbaarheid van de beslissing wanneer een bouwplan in procedure wordt gebracht – en het geldt voor deze kasteeltuingrond in verhevigde mate: “Een chirurg kan zijn vergissingen begraven, maar het enige wat een architekt kan doen is zijn opdrachtgevers adviseren klimop te planten.”
Stel dat er vanavond een positief advies zou worden uitgebracht, dan behoeft het plan straks in de art.19 procedure toch instemming van G.S. Die gaan af op de adviezen van een aantal instanties, waaronder:
de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek,
de Prov. Utrechtse Welstandscie en de Prov. Utrechtse Monumentencie.
1. De ROB: Medewerkers van het Regionaal Archeologisch Archiveringsproject [RAAP] hebben op 8 januari een weerstandsonderzoek gedaan; op 9 januari werd het verslag reeds gefaxt. De ROB werkt normaliter nauw samen met RAAP. Op 6 januari l.l. was de provinciaal archeoloog nog niet op de hoogte gebracht van de datum waarop het onderzoek zou plaatsvinden; en gewoonlijk wordt pas na enkele weken een verslag toegezonden. Inmiddels is het verslag aan ROB toegezonden. Dat de zaak niet met dit verslag is afgedaan, zal ieder duidelijk zijn die het oppervlaktebeslag van de parkeergarage bekijkt in relatie tot de voormalige kasteelgracht. Bovendien: RAAP heeft zich in dubbele betekenis slecht georiënteerd: er is een uiterst mager literatuurlijstje, en het leest wel lastig als men de informatie in gedachten voortdurend 90 graden moet draaien ten opzichte van de begeleidende tekening.
2. De PUWC: De beoordeling van het Min 2-plan door de PUWC wordt voor het gemak van de nuances ontdaan in voorstel 810.04.04: Het plan kan tot een fraai c.q. interessant geheel leiden; en wat houden de enkele te verbeteren architectonische zaken nog meer in dan een volledig ondergrondse parkeergarage? O.a. dat er meer afstand tussen de bebouwing en de Touwlaan moet komen dan op het plan is aangegeven.
3. De PUMC: Deze commissie zal haar oordeel mede baseren op een nog op te stellen totaalvisie en een nog uitgebreider archeologisch onderzoek. Er is dus nog geen eindoordeel.
Geachte leden van de commissie, gaat u nu op basis van al deze onzekerheden een advies uitbrengen om het plan in procedure te brengen? Dat kan toch niet? In de besluitenlijst van de vergadering van het college van 13 januari 1998 is onder nr. 9800124 opgenomen het volgende besluit: “Verdiepte aanleg parkeergarage; in procedure brengen met daaraan gekoppeld een brede visie voor de ontwikkeling van dit gebied in de omgeving.” Zit u hier voor spek en bonen? Misschien is het toch verstandiger alles terug te draaien. Het is immers geen schande om op een besluit terug te komen; voor voorbeelden hoeven we niet ver te gaan:
– In het Griftpark wordt niet gebouwd; en dat niet alleen wegens de hoge grondreinigingskosten; want nu belopen de totale kosten uiteindelijk ook meer dan ƒ 200 miljoen.
– En er bestaan plannen om een gedeelte van de Catharijnesingel te ontdempen, terwijl dat reeds gebeurd is met een gedeelte van de Weerdsingel.
En waarom opeens die haast? De laatste “Commissie R.O” waarin dit onderwerp op de agenda heeft gestaan, was 30 oktober 1996. Inhoudelijk is dit item in de raadsvergadering van 19 december 1996 en procedureel in die van 3 juli 1997 aan de orde geweest. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er sprake is van een poging om te scoren voor de verkiezingen in maart.
[Hier heb ik het pleidooi afgebroken omdat de rest wegens de verbazingwekkende draai van het College van B. en W. buiten de (wan)orde was.]

Terug naar Kasteeltuin